Het einde van de zomervakantie

 

Wat hadden we een pret in de vakantie,
Lekker spelen in de zon,
Zomaar een patatje halen,
Gewoon omdat het kon.

Zes weken vakantie,
Maar nu is het voorbij.
Als ik terugdenk aan die weken,
Word ik vanzelf weer blij.

Lekker spelen met je vriendjes,
Of misschien wel fijn alleen,
Sommige dagen lekker binnen,
Zo nu en dan ook ergens heen.

Zes weken vakantie,
Maar nu is het voorbij.
Als ik terugdenk aan die weken,
Word ik vanzelf weer blij.

Geknutseld of een lekkere picknick,
Gaan skaten of gaan zwemmen,
Nu moet je weer naar school,
Dat is best wel wennen.

Zes weken vakantie,
Maar nu is het voorbij.
Als ik terugdenk aan die weken,
Word ik vanzelf weer blij.

Misschien moest je blijven zitten,
Of ga je naar een nieuwe klas,
Maar tot aan de herfstvakantie,
Droom ik over hoe de zomer was.